Strafbaar
stellen Holocaustontkenning een juridisch curiosum |
|
|
Waarom? Dat kan duidelijk gemaakt worden door eerst een vraag te stellen: Het is verboden van u een fiets te stelen; geldt dat verbod ook voor het stelen uw mobieltje en als het voor Jan geldt, geldt het dan ook voor Piet? Ja natuurlijk zult u zeggen. Wat we hiervan leren is dat wat gestraft moet worden in speciale gevallen dient te berusten op generale regels. Passen we dit inzicht toe op het ontkennen van de Holocaust dan dienen we ook het ontkennen van de volkerenmoord op enige honderdduizenden Armeniërs in de Eerste Wereldoorlog te bestraffen en hetzelfde geldt voor het ontkennen van de Bartholomeüsnacht in 1572 waarin vele duizenden protestanten zijn vermoord. Artikel 137c van het Wetboek van Strafrecht dat het opzettelijk beledigen van een groep mensen strafbaar stelt is in Nederland verschillende keren ten aanzien van Holocaustontkenners door de rechter toegepast en bestraft. Ontkenners van de volkerenmoord op de Armeniërs (waar er velen van zijn) zijn voor zover bekend nimmer veroordeeld, en terecht; de kracht van de vrijheid van meningsuiting ligt in het juridisch ongemoeid laten van domme beweringen, aperte onzin en volstrekt onjuiste inzichten. Het tegenargument dat de joden in ons rechtgevoel een andere beleving genieten dan de Armeniërs kan juridisch natuurlijk op grond van het gelijkheidsbeginsel niet door de beugel. Het andere tegenargument dat Holocaustontkenning in de regel gepaard gaat met haat zaaien en daarom bestraft moet worden, kan evenmin aanvaard worden. Haatzaaiende betogen moeten ongetwijfeld worden vervolgd; de aanklevende Holocaustontkenning mag echter hierbij geen rol spelen. In Duitsland en Frankrijk is Holocaustontkenning expliciet strafbaar gesteld. Op grond van het voorgaande moet gesteld worden dat hier sprake is van een rammelend element in het rechtstelsel van deze landen. Hoe beledigend is nu de Holocaustontkenning voor joden? Inderdaad zullen velen van hen dat zo ervaren hoewel ook een aanzienlijk aantal schouderophalend aan dergelijke domme taal voorbij zal gaan. Wat nu te denken van de nog niet zo lang geleden ophef makende tekening van de profeet Mohammed met een tijdbom in zijn tulband, een tekening die ook in Nederland in de pers verscheen. Als we in de wetenschap dat hier miljoenen moslims zijn beledigd het eerder genoemde artikel 137c van het Wetboek van Strafrecht op loslaten, zouden we mogen verwachten dat de vervolgers van Holocaustontkenners er als de kippen bij zijn om vervolging in te stellen. Zoals bekend: geen vervolging en geen veroordeling. Ook dit simpele feit leidt op grond van het gelijkheidsbeginsel tot de conclusie dat het vervolgen en bestraffen van Holocaustontkenners een juridisch curiosum is. |