Korte verhalen

 

Startpagina


Mijn vriend

Oximoron

Verboden vruchten

 

 

 

 

 

 



Mijn vriend

Gister stond ik voor de gevangenispoort te wachten op Johns vrijlating.
Waarom gestraft? Hij heeft zeker vier, vijf mensen waaronder mij met beleggingen opgelicht. Dat is helaas niet te loochenen.
John en ik kenden elkaar van de studentensociëteit; we zaten niet in hetzelfde vriendenclubje maar hebben samen geroeid in de acht en later in de vier. Hij was wat groter, wat sterker en had net wat meer succes bij de meisjes. Ook het studeren ging hem iets beter af. De laatste jaren woonden we in hetzelfde studentenhuis. Zo'n huis had geen formele leider, maar hij was wel de centrale figuur. Zo organiseerde hij de feestjes en trad hij op tegenover de hospita als zij klachten had over laat aanwezige meisjes.
Wij hebben eens - het was zomervakantie - naar Frankrijk gelift. Soms sliepen we in een jeugdherberg, soms in de open lucht; een tijdje hebben we gelogeerd bij twee zusjes die in Marseille studeerden. Dat was een gezellige boel en ons Frans knapte er enorm van op. Toen we uiteindelijk verder trokken richting Bordeaux moesten ze allebei huilen. Eerlijk gezegd waren wij ook een beetje onder de indruk. Aangekomen in de buurt van Bordeaux hebben we in zee gezwommen, waarbij ik ongelukkigerwijs in een mui terecht kwam. John zag het en zwom naar me toe en zei me dat we heel rustig naar het noorden en schuin naar de kust moesten zwemmen. En dat deden we; twintig minuten later waren we weer op het strand. Ik wil niet zeggen dat hij mijn leven heeft gered, maar zijn lef en doortastendheid heb ik wel bewonderd.
Na vier jaar was John meester in de rechten. Hij bleef nog een tijdje om verder te studeren. Daarna vestigde hij zich als financieel adviseur in Amsterdam.
Gister kwam hij dus vrij en ja, ik heb hem bij de gevangenispoort opgehaald al verklaarde mijn vrouw me voor gek.
Inderdaad, hij heeft mij en anderen belazerd en toch – verklaren kan ik het niet – zie ik hem nog altijd als een vriend, mijn dierbaarste zelfs.
Hoe kun je zo'n vent nog als vriend zien, na alles wat hij je geflikt heeft, zei mijn vrouw letterlijk.
'Nou ja, hij heeft me in feite maar één keer beduveld.'
'Ja maar zoiets doet een vriend toch niet.'
'Dat is waar, je hebt gelijk, maar voor mij voelt het anders.'
Ik vertelde haar dat ik onlangs iets had gelezen over de liefde. Gesteld werd dat liefde iets is dat absoluut is en niet wordt aangetast door welke gedrag dan ook. Ik vond het eerlijkgezegd nogal overdreven, maar toch lijkt het erop dat het met vriendschap, in dit geval tenminste, niet anders is gesteld. En het verlies van, wat was het, die 60 of 70 duizend euro, heb ik daar echt onder geleden? Nee toch.
Toen John de poort uitkwam en we in de auto zaten bood hij zijn verontschuldiging aan. En daarna was het als vanouds, alsof er niets was gebeurd, al zal niet iedereen dat kunnen begrijpen.

Terug


Oxymoron

Luister, dit is echt gebeurd; alles wat ik je ga vertellen heeft daadwerkelijk plaatsgehad. Het begon allemaal in de trein, die van 8.14 uur uit Deventer richting Amsterdam. In een eerste-klas-coupé zat een man van een jaar of 35. Hij las een kwaliteitskrant. Je kon zien dat het iemand is van een goed niveau. In Amersfoort stapte een vrouw van waarschijnlijk nog geen 30 binnen. Er volgde een korte en beantwoorde groet.
De man die nog niet zolang geleden was getrouwd en een enthousiast huwelijksleven leidde, keek de nieuwe passagier kort aan en beantwoordde de onmiddellijke en onvermijdelijke vraag ‘hoe de omgang met haar zou zijn’ in negatieve zin. En zij, die al wat langer getrouwd was, keek de zittende passagier ook even aan en concludeerde even snel dat hij niet helemaal haar type was: wel good looking maar een beetje streng op het norse af.  Zij pakte haar tijdschrift, een Happinez van een paar maanden terug.
Terwijl de man en de vrouw lazen en het landschap onopgemerkt voorbij raasde hing er toch een soort spanning die beiden voelen en beiden niet bij de ander vooronderstelden, zo schijnbaar achteloos en geconcentreerd werd er gelezen. De conducteur kwam binnen en knipte de kaartjes. Ronald keek haar even aan; hij kende Happinez wel, want zijn vrouw kocht er geregeld één en las er met duidelijk animo in. Hij waagde toen de conducteur weg was een vraagje: ‘Bent u enthousiast over Happinez?’.
Met een klein lachje :’ja ja ja, moest even lachen; alleen in mijn werk en in winkels wordt eigenlijk nog maar u tegen me gezegd; maar ja het is correct hoor; we zijn tenslotte vreemden voor elkaar.’
“Nog wel ja, als we in Amsterdam aankomen misschien niet meer.’
‘Wie weet, ga inderdaad naar Amsterdam, misschien zeggen we dan wel je en jij tegen elkaar.  Ik heet overigens Daniëlle.’
‘En ik heet Ronald, Ronald en Danielle, R. en D., waar doet me dat aan denken, Research and Development misschien.
Hij herhaalde het, maar dan vertraagd: ‘R e s e a r c h   a n d   D e v e  l o p m e n t.’
‘Nou zeg, waar heb je gewerkt of wat doet je daaraan denken?’
‘Bij mijn eerste werkgever was een grote R. en D.-afdeling; die stond in vrij hoog aanzien, want daar kwamen de verbeteringen en vernieuwingen vandaan die het bedrijf nogal profitable maakte; daarom misschien.’
Daniëlle wilde vragen welk bedrijf dat was, maar net op dat moment passeerde er een trein waardoor even geen gesprek mogelijk was.  Daarna was de vraag vergeten.
Ronald vroeg: ‘Een beetje directe vraag, maar ik kan het niet laten; ben je getrouwd en heb je kinderen?’
‘Ja en nee.’
Ronald overwoog nog dat ‘ ja’  wel op getrouwd zijn zou slaan en ‘nee’ op kinderen. Verder vond hij haar wel duidelijk interessanter dan op het eerste gezicht het geval was; ze lachte leuk en had speelse ogen. Daniëlle herzag ook het beeld van de eerste indruk; dat strakke en strenge dat viel eigenlijk best mee.
In het daarop volgende gesprek werd het duidelijk dat zij beiden voor een sterfgeval naar Amsterdam moesten; voor haar betrof het een dierbare oom van wie zij het lievelingsnichtje was en voor hem een tante van wie hij de executeur-testamentair was. Beiden waren in een verkeersongeval omgekomen. In de loop van het gesprek werd het duidelijk dat het toevalligerwijs om hetzelfde ongeval moest gaan: datum en plaats en uur, het klopte allemaal.  Door deze bevinding ontstond er een soort band tussen hen en een zekere genegenheid.
Aangekomen in Amsterdam namen ze een taxi naar het Onze Lieve Vrouwe Gasthuis. De oom en de tante lagen al in het mortuarium; de beheerder vond het maar vreemd dat twee mensen die bij elkaar leken te horen voor twee verschillende overledenen kwamen. De confrontatie deed beiden meer dan ze hadden verwacht. Er kwamen tranen, bij haar meer dan bij hem. Daarna gingen ze zonder een woord te wisselen naar de ziekenhuiskantine en begonnen bij de koffie met hun mobieltjes zaken te regelen. Dat lukt niet allemaal op deze dag. Zij kon pas morgenmiddag een afspraak maken met de begrafenisondernemer; deze verontschuldigde zich duizendvoudig; er was een piek in sterfgevallen zei hij, maar hij zou morgen wel alles kunnen regelen, beloofde hij. En hij kon morgenmiddag bij de notaris terecht.  Zij besloten in Krasnapolsky te overnachten en bestelden telefonisch twee kamers. De rest van de dag besteedden ze aan museumbezoek en aan het eind van de middag gingen ze zelfs een filmpje pikken. Ja wat doe je op zo’n dag? Het diner was uitgesproken gezellig. Er was zonder twijfel sprake van wederzijdse aantrekking en daarnaast ook het besef bij beiden dat er thuis een partner wachtte die ze niet wilden teleurstellen.  Na tafel gingen ze moe en een beetje dizzy naar bed, ieder naar hun eigen kamer.
De volgende ochtend aan het ontbijt, was de stemming fris en vrolijk. Ze hadden allebei goed geslapen en waren blijmoedig aan de dag begonnen. Hun afspraken waren in de middag gepland. ‘Wat zullen we vanmorgen eens doen?’ vroeg Daniëlle. Voordat hij het zich echt goed realiseerde lag het antwoord op tafel: ‘een beetje vrijen misschien’. Hij schrok er zelf van en kreeg zelfs een kleur. Zij keek hem lachend aan en zei: ‘Jij durft’ en na een tijdje:  ‘R e s e a r c h   a n d   D e v e l o p m e n t  hè.  En waar had je dat gedacht?’
 ‘Als jij dat nu eens bepaalt.’ 
‘Kom maar mee, we gaan naar mijn kamer’
Alles liep op rolletjes, het ging zo eenvoudig, zo soepeltjes, zo natuurlijk en zo mooi. Er was een ervaring die zij beiden nog nooit hadden gehad: het was even of de hemel zich opende.
Na afloop besloten ze dit voor altijd te bewaren, dit vooral niet over te doen en elkaar nooit meer te zien.
Toen ze naar hun afspraken gingen kwam bij beiden ongeveer dezelfde zin op: zo vroeg in de ochtend een onenightstand en wat voor één. En bij hem kwam nog een vreemd woord op: oxymoron.

Terug


Verboden vruchten


Op een ochtend liep hij in de enige winkelstraat van zijn woonplaats om een tweetal overhemden te kopen. Voor hij een kledingwinkel vond, dook hij een zijsteegje in met een te volle blaas. Daar viel zijn oog op een verveloze deur waar een keurig bordje op was bevestigd met de tekst: VERBODEN VRUCHTEN te koop. John, een man van 32, sinds drie maanden weer vrijgezel en nog niet helemaal over het verlies heen, werd toch een beetje nieuwsgierig. Het zijn vast mooie meiden, maar de tekst klonk wel enigszins ongebruikelijk voor die business. Op internet vond hij geen aanknopingspunten; dat maakte de zaak eigenlijk extra interessant. In de avond keerde hij met een licht verhoogde hartslag terug naar het steegje na nog even langs de flappentap te zijn gegaan. Hij belde aan en de intercom reageerde meteen: “Het spijt ons, we zijn vandaag gesloten; komt u op een andere dag terug alstublieft”. Dat was een kleine teleurstelling, maar goed, morgen was er weer een dag; hij had na een lange periode van hard werken met flink wat overuren een paar dagen vrij gekregen van zijn werkgever in Amsterdam; was overigens zeer gelukkig met zijn werk bij het goed aangeschreven bedrijf waar hij al zeven jaar op de juridische afdeling actief was, inmiddels als gewaardeerde leidinggevende, een waardering die eigenlijk ook de mensen van zijn afdeling betrof. John besloot weer te wachten tot de avond; toen het donker was geworden, liep hij andermaal door de stille winkelstaat en sloeg af bij de schaars verlichte steeg. De bel ging over en even later werd er opengedaan door een aantrekkelijke jonge vrouw; ze was niet alleen aantrekkelijk, ze was ook een leuk type; dat zag hij meteen. Begint goed, dacht hij. “Mag ik je voorgaan” zei ze en liep door de gang naar achteren. Wel erg veel licht, bedacht John nog. Aan het eind van de gang kwamen ze in een heel groot en helder verlicht vertrek. In die ruimte lagen zeker een paar duizend van dezelfde boeken opgestapeld en verderop lagen kleinere stapels andere werken. “Wat is dit?” vroeg hij.
 “Dat zijn allemaal exemplaren van het boek Verboden Vruchten van Belle van Rooijen; die hebben we bij de uitgever opgekocht, zoals we wel meer doen met leuke maar niet goed lopende boeken”.
 “Ik moet je eerlijk bekennen dat ik me wat anders had voorgesteld”.
“Dat begrijp ik”.
“Maar waarom heb je op de deur niet bijgeschreven dat het om het boek van Belle van Rooijen ging?”
“Dan stond je hier nu niet, daarom; en we weten dat iedereen die langs komt een exemplaar koopt en dat ga jij vast ook doen”.
“Ja, dat is oké natuurlijk”; John vroeg zich af hoe hij aan deze situatie nog een interessante wending kon geven; na enige aarzeling vervolgde hij:
“Maar nu iets heel anders: zou ik je mogen uitnodigen met mij morgen of overmorgen te dineren in de Gouden Hoorn?”
“Nou daar moet ik over nadenken”.
“Doe dat maar meteen”.
“Oké dan, overmorgen” 

Terug