Rommelen in de wijsbegeerte |
|
|
Op naar een ijzersterke cultuur • • • • • • • • •
[K.T. Dröfe: Rommelen in de wijsbegeerte, p. 87]
Wat moeten we eigenlijk onder cultuur verstaan en wat onder het daaraan verwante begrip civilisatie? De voorlopige en zeker niet uitputtende betekenis die hier aan deze begrippen wordt gegeven luidt als volgt: het begrip cultuur representeert de wereld van waarden en belevingen en het begrip civilisatie staat voor de wereld van techniek en hulpmiddelen (dat wat nuttig is). Zeker zijn er elementen die zowel cultureel als civilisationeel van aard zijn. Wetenschappen en onderwijs zijn daarvan voorbeelden; immers aan wetenschap en onderwijs wordt waarde toegekend die boven die van hun nut uitgaat. Het is overigens zeer wel mogelijk dat landen qua civilisatie sterk overeenkomen en cultureel niettemin een groot verschil vertonen. Japan en de Verenigde Staten vormen daarvan een voorbeeld. Als men kan spreken van een cultuur, gaat het meestal om een, aan een bepaald grondgebied gebonden, groep mensen die zich ten opzichte van andere groepen onderscheiden door waarden en belevingen. Etniciteit, godsdienst, taal en geschiedenis zijn in dezen gewoonlijk in belangrijke mate bepalend.1
Als we spreken over een ijzersterke cultuur, dan moet het wel haast gaan om een ontwikkeling en niet om een toestand. Een toestand is niet stabiel en kan maar op twee manieren verder: hetzij als terugval (of verval) dan wel door zich verder te ontwikkelen naar een hogere toestand. In het eerste geval kan er niet langer sprake zijn van een ijzersterke cultuur en in het tweede is er sprake van ontwikkeling. De richting waarin deze cultuur zich beweegt, wijst echter wel naar een – natuurlijk fictieve – toestand. Er moet de dragers van deze cultuurvorm immers een ‘ideaaltype’ voor ogen staan. Vroeger dachten we misschien dat we uitkwamen met de in ouderwetse interieurs nog te vinden wandspreuk ‘Verbeter de wereld en begin bij jezelf.’ Nu is het duidelijk dat we, willen we werkelijk de wereld verbeteren, systematisch en planmatig te werk moeten gaan. Niet langer kunnen we het aan het toeval overlaten of de vorming die de mensen in het leven opdoen wel voldoende is voor de eisen van de nieuwe tijd. En niet langer kunnen we het aan de vrije krachten van de samenleving overlaten of de structuren, de systemen, de procedures, de signalen en de potenties (handelingskracht)2 wel toegesneden zijn op de samenleving van de toekomst. Deze vijf elementen samen – ze worden hier verder met het begrip ‘civilisationele infrastructuur’ aangeduid – verdienen voortdurende aandacht in de vorm van planning en onderhoud. Als dit alles op de rails staat en de ontwikkelingen zijn ingezet, ontstaat er ruimte voor een belangrijk element van de ijzersterke cultuur: bezielende inspiratie. De vijf belangrijkste elementen van de ijzersterke cultuur zijn inmiddels reeds genoemd: 1. het ideaaltype dat als toekomstbeeld voor ogen staat, 2. de vorming van mensen, 3. de civilisationele infrastructuur, 4. planning en onderhoud, 5. bezielende inspiratie.
Het ideaaltype als toekomstbeeld
Als we niet weten waar de ontwikkeling naar toe leidt, is er geen doel en kan er niet adequaat worden gepland en gehandeld. Het ideaaltype is een onmisbaar element van de ijzersterke cultuur. Overigens mogen we verwachten dat het geen onveranderlijk beeld is. Naarmate de cultuur zich verder ontwikkelt, wordt het waarschijnlijk verfijnder en zullen nieuwe aspecten worden toegevoegd.
De ontwikkeling en vorming van mensen
Elders in dit boekje, in het hoofdstuk De menselijke geschiedenis als mentaal ontwikkelingsproces (p.49), is dit onderwerp enigszins uitgewerkt. Het belangrijkste dat daaraan in deze context kan worden toegevoegd is, dat zaken van het hart bij de educatie van mensen een belangrijk aspect moeten vormen. We zullen wat dat betreft mogelijk in de leer moeten gaan bij een vernieuwer als Krishnamurti.3
De civilisationele infrastructuur
De samenleving in het wordingsproces van de ijzersterke cultuur ziet er natuurlijk anders uit dan die waarin wij nu leven. Er zijn andere structuren, systemen, procedures, signalen en krachtiger potenties nodig. De civilisationele infrastructuur zal verfijnder, uitgebreider, gevoeliger, sterker en beter gecoördineerd moeten zijn dan die waaronder wij thans leven. Bovendien zal zij ten eerste disfunctionele ontwikkelingen zo veel mogelijk moeten voorkomen en ten tweede, daar waar toch iets mis gaat,4 snel signalen moeten produceren en adequate reacties moeten afgeven. In een continu proces worden verbeteringen en verfijningen aangebracht en worden nieuwe elementen toegevoegd.
Planning en onderhoud
Het zal geen verwondering wekken dat een alomvattend project als dat van de ijzersterke cultuur ‘planning van de te realiseren elementen’ en ‘onderhoud van de verworvenheden’ nodig heeft. Hierbij zou een autonoom proces van zelfversterking kunnen optreden op een soortgelijke wijze als culturele verslapping en verloedering andere cultuurelementen in een neerwaartse spiraal meetrekken. Dit zichzelf versterkende mechanisme mag misschien vergeleken worden met gecomputeriseerde schaakprogramma’s die leren van eerder gemaakte fouten en dus door te functioneren beter worden.
Bezielende inspiratie
Een uiterst belangrijk element van de ijzersterke cultuur is het geloof in de toekomst, het geloof dat we als samenleving vooruit gaan in plaats van achteruit, en dat is weer afhankelijk van de zichtbaarheid der vorderingen die worden gemaakt. Dit geloof zal ons, zo mogen we verwachten, bezielen en inspireren tot de vereiste inspanningen. Hier zou wel eens een versterkende kracht kunnen uitgaan van het verwerven van inzicht in strekking, betekenis en doel van het allesomvattende proces, dat ooit begon met de oerknal en gewoonlijk met het woord evolutie wordt aangeduid.
De ijzersterke cultuur, een evolutionair middel
Is de ijzersterke cultuur slechts een middel tot evolutionaire doeleinden of is zij er ook omwille van de mensen die de dragers van deze cultuur zijn? Dat is een intrigerende vraag die nogal relevant lijkt voor de beleving van deze cultuur. Als de ijzersterke cultuur op het kritieke pad5 ligt – en dat wordt hier verondersteld en voor de duur van de onderhavige gedachtegang ook aangenomen – dan moet zij tenminste ook middel zijn, want het lijkt niet al te gewaagd aan te nemen dat zelfs deze cultuurvorm niet de laatste evolutionaire fase vertegenwoordigt. Als het ertoe doet hoe de mens is, edel en vrij bijvoorbeeld, dan lijkt het erop dat de ijzersterke cultuur, als deze dienaangaande een bijdrage kan leveren, ook doel in zichzelf is. Helemaal overtuigend is dat echter nog niet, want het zou kunnen zijn dat edele en vrije mensen nodig zijn voor het succesvol aflopen van het kritieke pad en dat zij uit dien hoofde niet meer dan middel zijn. De mens heeft compassie meegekregen en dat dwingt hem zich het lot van anderen aan te trekken. Ook hier lijkt het erop dat het wel degelijk om de mensen zelf gaat, maar andermaal is het niet uitgesloten dat het mededogen noodzakelijk is om de mensheid op de rails te houden, waarmee de stelling dat mens doel in zichzelf is nog steeds niet kan worden aangetoond. Het enige dat we wellicht mogen vaststellen, is dat we geen goed evolutionair middel kunnen zijn, als we niet ook doel op zichzelf zijn, of althans ten minste die overtuiging met ons dragen.
Het begin
Op de vraag wat we nu kunnen doen om met de ijzersterke cultuur een allereerste begin te maken, is het niet geheel ondenkbaar dat we aangewezen zijn op het tot stand brengen van ondernemingen van het nce-type6 (nce staat voor ‘non capitalistic enterprise’). Kenmerkend hiervoor is dat niet de werkers worden aangewend om winst te maken, maar dat winst wordt aangewend om de werkers een optimale vorming te bieden. Een dergelijke onderneming heeft iets zeer essentieels te bieden dat volstrekt past in deze cultuurvorm: zij is er voor de werkers en niet voor de kapitaalverschaffers of omwille van de glorie of machtslust van managers noch omwille van hun geldelijke verrijking.7
Als het ooit iets wordt met de ijzersterke cultuur dan mogen we misschien verwachten dat Noordwest Europa het epicentrum zal vormen. Deze samenleving lijkt evolutionair het verst gevorderd te zijn en heeft dan ook een aantal voor deze cultuurvorm waardevolle assets: 1. een degelijke democratische traditie,
2. verantwoordelijkheidsgevoel voor, wat is gaan heten,
3. een ontwikkeld gevoel van mededogen, dat zich zelfs 4. een hoog opleidingsniveau, 5. (bijna) afwezigheid van religieus fanatisme, 6.
afwezigheid van tot het systeem behorende vormen Het zou wel eens kunnen zijn dat de zwakke elementen van deze cultuurkring zoals hedonisme en materialisme en de daarmee verbonden platvloersheid makkelijker te corrigeren zijn dan bijvoorbeeld endemische corruptie en endemisch fundamentalisme. Maar natuurlijk moet erkend worden, dat men altijd geneigd is de waarde van de eigen cultuur – wellicht zelfs sterk – te overschatten. En dan is er nog de vraag of we alvorens de ijzersterke cultuur zich kan ontplooien misschien nog enige preliminery measures hebben te ondergaan. Dat, zoals zo veel, zullen we moeten afwachten, iets dat ons desondanks niet hoeft te beletten zonder dralen van start te gaan.
Drie opmerkingen bij wijze van post scriptum
1. Als het spinozistische inzicht dat God en Natuur8 één en het zelfde zijn, wordt omhelsd, dan ligt het voor de hand de evolutie te zien als een proces van zelfrealisatie van de Natuur. Wij mensen zijn van dit proces het verst gevorderde ontwikkelingsstadium9 en op grond van onze mogelijkheden belast (zowel qua verplichting als qua fatum) met de opgaaf het Project tot een goed einde te brengen. Wellicht is het onze volgende taak op deze route de ijzersterke cultuur tot stand te brengen.
2. Zoals de
toenemende complexiteit van de hersenen die de menselijke
voorlopers kenmerkte, op zeker moment resulteerde in iets
geheel nieuws, te weten zelfbewustzijn en reflectie, zo zou de
ijzersterke cultuur op enig moment van haar ontwikkeling ook
een fase- 3. Misschien mogen we wel het volgende stellen: zolang er tijd en ruimte zijn, is er ontwikkeling en zolang er ontwikkeling is, is het evolutionaire eindpunt nog niet bereikt. Als de Voltooiing daar is, zijn we volgens dit inzicht dus voorbij tijd en ruimte. Hoe deze eruit zal zien, daarover kunnen we nauwelijks spreken. Misschien is sublimiteit bij benadering een passende term. Als het juist is dat alles van waarde een prijs heeft, dan is het niet moeilijk in te zien dat de prijs voor de sublimiteit van de Voltooiing gevormd wordt door alle wreedheid, alle wanhoop, alle verdriet en alle misère die mensen en dieren hebben moeten, en nog zullen moeten ervaren; het leed van de wereld dus, voorwaar geen geringe prijs.
oktober/november 1999
Noten 1. Het hier verwoorde onderscheid tussen cultuur en civilisatie is grotendeels ontleend aan een geschrift waarvan de naam en de auteur niet meer achterhaald kunnen worden. 2. Om de gedachte te bepalen, enige alledaagse voorbeelden uit onze tijd: Structuren: bedrijven, ministeries. Systemen: de treinenloop, de postbestelling. Procedures:
de gang van zaken bij een strafzaak; de uitvoering van
Signalen: de mayday-uitzending van een vliegtuig (noodsignaal) Potenties:
het vermogen van de politie misdaad te bestrijden; 3. Krishnamurti (1895–1986) heeft op velerlei wijze gewezen op de gebreken van ons denken en doen en heeft bij herhaling de sanerende werking van ‘gewaar zijn’ benadrukt. Natuurlijk zullen ook veel zeer praktische zaken aan de orde moeten komen zoals corruptiebestendigheid (dat overigens alleen kan lukken als de leiding volstrekt integer is), partnership (omgang met de levenspartner), ouderschap, het omgaan met eenzaamheid en moed (waar dat vereist is) om slechts enkele uit een reeks te noemen. Maar bovenal gaat het erom dat mensen zich ontwikkelen naar hun vermogens. Verder rijst de vraag of als iedereen op deze wijze ontwikkeling wordt geboden het resultaat wel overeenkomt met de kwaliteiten die de samenleving van de ijzersterke cultuur nodig heeft om optimaal te kunnen functioneren. Misschien mogen we wat dat betreft wel hopen dat de dieptestructuur van het leven zodanig van aard is, dat de diversiteit in de ontwikkeling van mensen nauwkeurig past bij deze behoeften. 4. In deze cultuur wordt dus iedereen gezien. Niemand valt onopgemerkt tussen wal en schip. Of het nu gaat om fatale puberale wanhoop, de eerste schrede op het pad van de criminaliteit, om tekenen die wijzen op verharding of verruwing van het karakter of om een geval van kindermishandeling, in al deze situaties worden de signalen opgevangen, wordt de juiste respons vastgesteld en wordt snel en adequaat gehandeld. Het is niet uitgesloten dat het doorgronden van de nu nog zo geheimzinnige samenhang der verschijnselen in dezen een belangrijke bijdrage heeft te leveren. 5. Het kritieke pad staat voor de evolutionaire hoofdontwikkeling: alle deelontwikkelingen op dit pad vormen onmisbare elementen voor de volgende en hogere fase. Op het kritieke pad liggen bijvoorbeeld de vissen, de amfibieën, de reptielen, de zoogdieren, de mensapen, de mensen, maar ook de technische ontwikkeling en, naar hier althans wordt aangenomen, de ijzersterke cultuur. 6. Zie Dröfe: Rammelen aan de wijsbegeerte p.65 e.v. alwaar het principe van de non capitalistic enterprise enigszins wordt uitgewerkt. 7. Er zijn natuurlijk zeer vele voortreffelijke bestuurders die zich niet overgeven aan narcistisch gedrag, machtslust en niet aan buitensporige zelfverrijking doen. Er mag hier desondanks misschien worden gewezen op de onwenselijkheid van de aanwezigheid van managers die zich overgeven aan het op dit moment zo actuele verschijnsel van zelfverrijking. Het is moeilijk te begrijpen dat zij niet inzien dat zij zichzelf, de aan hen toevertrouwde onderneming en de cultuur als zodanig schade berokkenen. Het kost blijkbaar iedere keer weer de grootste moeite een vette kluif die langs komt, onberoerd te laten. Een geheel andere, en naar het lijkt, superieure instelling beluisteren we in de volgende Chinese uitspraak: ‘Aan het front eten de officieren als laatsten’. 8. Natuur (met hoofdletter) moet hier begrepen worden als natuur plus kosmos plus mensen plus hun beschaving. Het is hier wellicht de plaats op te merken dat het spinozistische godsbeeld zo veel natuurlijker en voor de hand liggender lijkt dan het godsbeeld dat de kerken ons bieden. Geen almachtige godheid die naar believen immense rampen, zoals aardbevingen, laat doorgaan of voorkomt, maar een eeuwig werkzame God/Natuur, die geen rampen kan voorkomen, maar wel de bijzondere begaafdheid bezit zo iets uiterst gecompliceerds als de mens te scheppen, al is daar dan wel een lange tijdsperiode voor nodig (maar tijd is natuurlijk iets menselijks en niet iets goddelijks). 9. Met de mens heeft de evolutie zich een ontwikkelingsmiddel verschaft dat kan uitvinden en ontwikkelen in een evolutionair gezien minuscuul tijdsbestek. Waar vroeger miljoenen jaren voor nodig waren, kan nu in één jaar of in slechts enkele jaren algemeen geworden zijn; voorbeeld: het wiel. Bovendien kunnen met uitvinden en ontwikkelen zaken gecreëerd worden die buiten de mogelijkheden van de evolutie vallen; voorbeelden: balpen, auto, maar ook educatie-instellingen. 10. Deze gedachte is ontleend aan Teilhard de Chardin.
|