Rammelen aan de wijsbegeerte |
|
|
Het
kapitalisme op
de helling, • • • • • • • • • [ K.T. Dröfe: Rammelen aan de wijsbegeerte p. 65]
Verandering, altijd verandering 1. Niets is er voor de eeuwigheid. 2. Niets blijft in de tijd aan zichzelf gelijk. 3. Alles is beter te maken dan het is.
Als deze stellingen juist zijn – en daarvan wordt in dit artikel uitgegaan – moeten ideologieën wel schipbreuk lijden, althans voor zover zij de waarde van een bepaalde maatschappelijke ordening verabsoluteren en dus verbieden dat daarvan wordt afgeweken. Maar ook degenen die het einde van de geschiedenis proclameren zoals Fukuyama1 een paar jaar geleden deed, toen hij de mening ten beste gaf dat de liberaal democratische kapitalistische maatschappij de eeuwigheid vermag te trotseren, zijn ongeloofwaardig. Als iemand als Fukuyama rond het jaar 150 in het Romeinse Rijk had geleefd, zou hij mogelijkerwijs aan het Imperium en het Latijn een eeuwig voortbestaan hebben toegedacht. Terugkomend in onze eeuw zou hij de ondergang van het Romeinse Rijk waarschijnlijk wel willen toegeven, maar hij zou, als het om iemand gaat die slechts met moeite zijn ongelijk kan erkennen, eventueel wel kunnen volhouden dat de Franse, de Italiaanse en de Spaanse taal slechts dialecten van het Latijn zijn. Het Romeinse Rijk is verdwenen en soortgelijke verschijnselen (andere rijken en rijkjes) zijn daarvoor in de plaats gekomen. En van het Latijn kunnen we zeggen dat het is gedifferentieerd (in verschillende andere talen) en bovendien zodanig is gewijzigd dat de sprekers van de verschillende dochtertalen elkaar niet meer verstaan. Naast verdwijning, differentiatie en wijziging kan nog het opgaan in een groter geheel als veranderingsmechanisme worden genoemd. Een voorbeeld vormen de Noormannen die Europa rond het jaar 900 onveilig maakten. Zij zijn uit het zicht verdwenen doordat zij zich met de lokale bevolking hebben vermengd. Ook ondernemingen die worden overgenomen kunnen geheel opgaan in het overnemende bedrijf en daardoor zonder echt te verdwijnen onwaarneembaar worden.
Het kapitalisme Hoe zit het nu met ons kapitalistisch bestel? Ook daarvoor gelden de veranderingswetten, naar we mogen aannemen. Gaat het verdwijnen, wordt het gewijzigd al of niet na een differentiatieproces of wordt het misschien in een groter geheel opgenomen? Verdwijning op korte of middellange termijn is niet waarschijnlijk, evenmin als het opgaan in een groter geheel. Differentiatie en wijziging liggen waarschijnlijk meer voor de hand. Maar laten we eerst eens bezien welke functies het kapitalisme vervult en welke disfuncties eraan kunnen worden toegekend. (Met de hier volgende rijtjes wordt overigens niet gepretendeerd uitputtend te zijn.)
De functies van het kapitalisme 1. We leven er allemaal van. 2. Concurrentie zorgt voor een opwaartse druk op de functionaliteit en kwaliteit van goederen en diensten en zorgt er tevens voor dat de prijzen niet te ver boven de integrale kostprijs uitstijgen. 3. Het is de motor van de technische vooruitgang. 4. De overheid met alle functies die zij vervult wordt erdoor draaiende gehouden. 5. Het verschaft werk en daarmee een zekere levensvervulling.
De disfuncties van het kapitalisme 1. Het gebruikt mensen voor buiten hen liggende doeleinden. 2. Werkloosheid met de bekende destructieve gevolgen voor de betrokkenen schijnt aan het stelsel inherent te zijn. 3. Het genereert dikwijls ongezonde stress waarvan mensen ziek kunnen worden. 4. Het brengt mee dat mensen een overmatige waarde toekennen aan geld en materiële zaken. 5. Voorts wordt in het kapitalistische bestel te weinig aandacht gegeven aan het ontwikkelen en vormen van de werkers in karaktervormende en persoonlijkheid ontwikkelende zin. 6. Soms is er sprake van uitbuiting, vervreemding, verstoring van de natuurlijke creativiteit, onevenwichtige inkomensverdeling en concurrentie frustrerende machtsconcentraties. 7. En soms ook genereert het kapitalisme in zijn ongunstiger manifestaties intriges, meedogenloosheid, afgunst en gevaarlijke interne machtsbunkers.
De ‘Non Capitalistic Enterprise’ als ideaaltype Kenmerkend voor het kapitalisme is dat het mensen inzet om winst te maken. Kenmerkend voor de ‘Non Capitalistic Enterprise’ (NCE)2 is dat het winst aanwendt ten behoeve van de mensen. We zien hier dus een omdraaiing in de relatie mensen/winst: van mensen voor winst naar winst voor mensen. Dit betekent niet dat winst zou moeten worden gebruikt om de werkers een nog grotere welvaart te bezorgen (daar hebben we immers zo langzamerhand meer dan genoeg van). Essentieel is de grote aandacht die wordt gegeven aan het vormen en ontwikkelen van mensen. Dit uitgangspunt kan op velerlei manieren gestalte krijgen. Vorming in expliciete leersituaties, waartoe het les geven behoort, vorming door gepaste verantwoordelijkheden te verstrekken, coachen om te leren leiding te geven en leiding te ontvangen; inventarisatie van ontwikkelingspotentieel en het maken van een planning (voor iedere werker apart) om dit potentieel daadwerkelijk tot ontwikkeling te brengen. Daarbij gaat het natuurlijk niet alleen om vaardigheden die beroepsmatig van belang zijn maar minstens evenzeer om karaktervorming en persoonlijkheidsontwikkeling (cultureel, intellectueel, sociaal, sportief). In dit bestel zal niemand in de werksituatie aan zijn lot worden overgelaten;3 iedereen wordt gezien, gevolgd en begeleid. In een dergelijk stelsel waarin de mensen niet als middel maar als doel op zichzelf worden beschouwd, hebben intriges, meedogenloosheid en agressie een veel kleinere kans zich te manifesteren. En eventuele machtsbunkers zullen door de open communicatie onmiddellijk aan de kaak worden gesteld en worden afgebroken. Kortom het sociale milieu is voor de werkers aanzienlijk gezonder en heeft meer te bieden op het vlak van stimulatie en, wie weet: bezieling. Het is goed hier op te merken dat de NCE zich verre houdt van alles wat riekt naar geitenwollen sokken. De aspiranten wordt een harde veeleisende vooropleiding geboden die qua karakter eerder overeenkomt met de training van commando’s of mariniers dan met die van infanteriesoldaten. Niet alleen ontvangen de nieuwkomers op deze wijze een bijdrage aan hun karaktervorming waar zij de rest van hun leven plezier van hebben, ook gaat er een zekere aantrekkingskracht vanuit op jonge mensen en, wat minstens zo belangrijk is, het zet de toon voor de hoge werknormen die later gesteld zullen worden. Iedere vorm van slapte is onwenselijk en moet dus vermeden worden. En wil je aan mensen veel meegeven, dan dienen de normen hoog gesteld te worden. Laten we in dit verband verder vooral niet vergeten dat ook de NCE onder de tucht van de markt staat en dat winst maken een absolute must is. Een ander element dat daarbij van groot belang is, is de eenhoofdige leiding. Democratie is nu eenmaal in kapitalistische en in non-kapitalistische ondernemingen strijdig met een adequate bedrijfsvoering. Overleg plegen en luisteren naar argumenten zijn met dit principe natuurlijk geenszins in strijd. Eén belangrijk element moet misschien nog worden genoemd: In de NCE wordt er zoveel als mogelijk voor gezorgd dat het werk met een zekere vreugde kan worden verricht en zal het educatieve element nimmer uit het oog worden verloren. Om die redenen is het in de meeste gevallen van belang (vooral bij jongere werkers) dat er geregeld van functie en taak wordt gewisseld.
Misschien zal men de NCE-gedachte ook een ideologie willen noemen. Dat is niet bezwaarlijk, mits men maar beseft dat deze een geheel ander karakter draagt dan bijvoorbeeld de marxistische ideologie. In de eerste plaats zijn er geen pretenties ten aanzien van eeuwigheidswaarde. In de tweede plaats behoeft er geen revolutie te worden ontketend. (Het aardige is immers dat ondernemingen op deze leest geschoeid zeer wel binnen een kapitalistische setting kunnen worden geëntameerd.) En in de derde plaats heeft het geen manifest zoals het Communistisch Manifest of een bijbel zoals Das Kapital nodig.
Het kapitalisme op de helling Na de school en vóór de pensionering beslaat het werk met de daaraan verbonden activiteiten (zoals van en naar het werk reizen) tussen een derde en de helft van ons wakend bestaan. Goed werk is alleen daarom al voor ons van het grootste belang. De kernvraag die hier gesteld wordt is: Als het kapitalisme zoals alles aan verandering onderhevig is, zou het dan niet zinvol zijn te bevorderen dat deze verandering althans gedeeltelijk in de richting gaat van een NCE-bestel? In een dergelijk bestel kunnen alle functies van het kapitalisme worden vervuld. En de disfuncties ervan kunnen goeddeels worden vermeden. Alleen het probleem van de werkloosheid is nimmer van de bedrijven uit op te lossen.4 Het is goed hier op te merken dat het in de praktijk brengen van de besproken non-kapitalistische opzet afhankelijk is van het initiatief van enkelingen, waarbij waarschijnlijk niet zo zeer gedacht moet worden aan mensen van het idealistische type, maar meer aan veranderingsgezinde realisten met visie, ondernemerschap en een warm hart. Voor de overheid is in dezen, zo lijkt het, geen initiërende rol weggelegd.5 Als er – al is het op een nog zo kleine schaal – een begin mee gemaakt kan worden, dan draagt het misschien de mogelijkheid in zich een bijdrage te leveren aan een positiever toekomstbeeld. Daar schort het thans in hoge mate aan, terwijl het belang ervan juist buitengewoon groot is, zoals Fred Polak6 overtuigend heeft aangetoond. Zijn betoog in één zin samengevat luidt: Alleen die gemeenschappen kunnen floreren die er positieve toekomstbeelden op na houden.
april 1996
Noten 1. Francis Fukuyama, Het einde van de geschiedenis en de laatste mens. 2. De NCE is vooralsnog niet meer dan een gedachteconstructie. 3. Het laten zwemmen van mensen zoals dat wel te zien is in grote verambtelijkte organisaties is in alle opzichten uit den boze. 4. Het staatskapitalistische stelsel is wel in staat werkloosheid te vermijden, maar zoals bekend, levert de afwezigheid van het marktmechanisme weer tal van andere problemen op. Misschien zullen wij een gedeeltelijke oplossing van het werkloosheidsprobleem moeten zoeken in de vorming van werkerscoöperaties. De toedeling van werkers aan bedrijven moet dan via dergelijke coöperaties lopen. Wordt men werkloos dan wordt er in dit kader opvang en ondersteuning verstrekt. Er wordt voor gewaakt dat de werkloosheid evenredig wordt verdeeld en zich in ieder geval niet concentreert in de oudere leeftijdsgroepen, zodat niemand lang achtereen zonder werk zit en, wat wel zo belangrijk is, iedere werker die uit de boot valt, weet dat. Intussen wordt waar nodig bij- en omscholing verzorgd en worden met anderen die eveneens tijdelijk werkloos zijn projecten ten behoeve van de gemeenschap ter hand genomen (zoals ooit bij ons bijvoorbeeld door de Stichting Leo Lindner, een initiatief van de Lions, is gepraktiseerd). Werkloosheid krijgt in een dergelijke opzet een geheel ander karakter en wordt ontdaan van haar destructieve implicaties. 5. Een interessante vraag is of we hier op de volgende wetmatigheid stuiten: Essentiële maatschappelijke veranderingen die als verbetering moeten worden aangemerkt, kunnen alleen uit de samenleving zelf voortkomen. Als dat zo is, kan aan ‘sociale vernieuwing’ en al wat daarmee samenhangt, hooguit marginale betekenis worden toegekend en zou er, zo lijkt het, een hoofdstuk kunnen worden toegevoegd aan de theorie van het liberalisme. 6. Prof. Dr. Fred. L. Polak, De toekomst is verleden tijd, Zeist 1958.
|