Rommelen in de wijsbegeerte

 

 Inhoud

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Wijsbegeerte: een zoektocht naar
haar kerntaak

• • • • • • • • • 

 

[K.T. Dröfe: Rommelen in de wijsbegeerte, p.12]

 

 

Premisse

De wijsbegeerte heeft een kerntaak.

 

Zoekcriteria

1. importantie

2. praktische waarde

 

De premisse en deze criteria tot uitgangspunt nemend, wordt in het volgende betoog een poging ondernomen deze taak op te sporen.

 

 

Stap een

 

Allereerst dient vastgesteld te worden of we moeten kijken binnen de praktische of de theoretische wijsbegeerte. Hier wordt betoogd dat dit de praktische filosofie moet zijn. Het volgende moge dit onderbouwen:

Het ‘logische’ argument1     Theoretische filosofie werkt in op het weten. Praktische filosofie werkt in op het weten en op de wereld. Toepassing van het tweede criterium, dat spreekt over praktische waarde, maakt het nagenoeg onontkoombaar dat we de zoektocht moeten instellen binnen de praktische filosofie.

 

 

Stap twee

 

De filosofie houdt zich bezig met menselijke en met niet-menselijke objecten. Hier wordt ervan uitgegaan dat de kerntaak van de wijsbegeerte gezocht moet worden bij de filosofie die de mens bestudeert. Het volgende kan deze opvatting ondersteunen:

Het evolutie-argument        De top van het evolutieproces wordt gevormd door de mens. De mens is het meest geëvolueerde en meest complexe wezen. Kennelijk is de mens het (misschien voorlopige) eindpunt van de evolutie en daarmee het belangrijkste element, mogelijk zelfs van de gehele kosmos. Toepassing van het eerste criterium (importantie) leidt ertoe dat we de kerntaak binnen het menselijke object moeten zoeken.

 

 

Stap drie

 

Inmiddels is reeds enige terrein-inperking tot stand gebracht. We kijken naar de praktische op de mens gerichte filosofie. Deze tak van de wijsbegeerte is echter veelzijdig. De mens treedt op in verschillende van deze wijsgerige werkterreinen zoals de filosofie van het recht, de politieke filosofie, de sociale filosofie, de cultuurfilosofie, de ethiek en zo meer. Op welke van deze werkterreinen moet de zoektocht naar de kerntaak worden voortgezet? Hier wordt verondersteld dat dit de sociale en culturele filosofie dient te zijn. Daarvoor kan de volgende argumentatie worden aangevoerd:

Het ontologische argument          Als de mens het belangrijkste the-ma vormt, zal zijn ontologie waarschijnlijk van het grootste gewicht zijn. En zijn zijn wordt bepaald, nemen we gewoonlijk aan, door het dna en door de omgevingsfactoren. dna nu moet (vooralsnog) in hoge mate als een vaststaand gegeven worden beschouwd, terwijl de sociale en culturele omgeving beïnvloedbaar zijn en daarmee vatbaar worden voor verbetering. Daar heeft de filosofie derhalve in beginsel het meest te bieden.

Het prioriteitsargument De mensheid verkeert in een crisisachtige situatie: gewapende conflicten, fanatisme, wreedheid, wanhoop, destructiviteit, criminaliteit, onveiligheid, corruptie, uitbuiting, slechte vooruitzichten, gebrek aan mededogen en wijsheid. Het zijn alle menselijke verschijnselen van onze tijd die op het sociale en culturele vlak liggen. (Wie zegt dat ze geenszins kenmerkend zijn voor dit tijdsgewricht mag gelijk hebben; in dat geval verkeert de mensheid kennelijk al [veel] langer in een crisis. Dat doet, zo lijkt het, niets af aan de kracht van het argument.) Omdat de problemen groot en alom aanwezig zijn en bovendien een ieder aangaan, vormt hun oplossing de eerste prioriteit. Dus kan aan verbetering van de
situatie in de hoogste mate importantie worden toegekend.

 

 

Stap vier

 

In deze fase van het betoog hebben we het werkterrein, waarbinnen de kerntaak van de filosofie moet worden gezocht, geïdentificeerd als de sociale en culturele filosofie. De volgende en laatste vraag is nu: welke probleemstelling of welk onderdeel is van het allergrootste belang in dit veld van de wijsbegeerte? Daar moet de kerntaak van de filosofie liggen. Als het er om gaat praktische filosofie te bedrijven binnen het veld van de sociale en culturele werkelijkheid, dan kan het nauwelijks over iets anders gaan dan over zaken die de sociale en culturele wereld van de mensen verbetert. En als het over het verbeteren van deze wereld gaat, dan moeten we allereerst voor ogen hebben hoe de wereld er uit dient te zien in de toekomst. En daarmee stuiten we dan op de kern van dit betoog en tevens op de kerntaak van de filosofie: het vormen van het juiste en dus na te streven Toekomstbeeld.

Het is hier de plaats erop te wijzen – en dat lijkt waarlijk een belangrijk punt – dat de toekomst thans voor ons niet veel meer is dan een groot zwart gat. We zullen wel zien waar de ontwikkelingen ons naar toe leiden, is het overheersende gevoel. Er is absoluut niets dat lijkt op een masterplan. Verder kan er geen enkel aspect in de toekomst onderkend worden dat ons inspireert of zelfs maar bemoedigt. Dat alles ontberen we en we schijnen niet te beseffen wat we op dat vlak missen. Het zal nauwelijks gezegd hoeven te worden dat het hier niet gaat om de toekomstplannen van politieke partijen; zij blijven dicht bij huis; hun visies zijn doorvlochten met groepsbelangen en partijopportunisme. Verder leiden ze aan het euvel (ondanks hun notoire saaiheid) dat zij beogen veel mensen aan te spreken, en wel onmiddellijk, waarbij soms op weinig meer dan op het directe eigenbelang wordt ingespeeld. Anders is het gesteld met het beeld dat de filosofen over de toekomst zullen optrekken. Dat zal revolutionair en gewaagd zijn, niettemin gekenmerkt worden door een hoge graad van realisme, veel verder reiken dan de volgende verkiezingen, een brede sociale en culturele scope bezitten, van een grootse visie getuigen en bovenal inspirerende kracht bezitten.

 

 

Stap vijf

 

We zijn er nog niet. De vraag waarom het vormen van het Toekomstbeeld bij uitstek een taak voor filosofen is, moet nog aan de orde worden gesteld. Het daaromtrent gevormde inzicht luidt als volgt:

1.         Natuurlijk vormen de hiervoor genoemde maatschappelijke problemen (zie het prioriteitsargument) voer voor psychologen, sociologen, antropologen, criminologen, pedagogen en andere wetenschappers. Maar geen van allen kunnen zij uitkijken naar een moge-
lijke gemeenschappelijke oorzaak. En het kennen van die oorzaak zou wel eens invloed kunnen hebben op de vorming van het Toekomstbeeld. Hier ligt een aspect dat alleen binnen de filosofie kan worden onderzocht.2 

2.         Ook ten aanzien van het overzicht over en de integratie van de bijdragen van deze wetenschappers ligt er een taak voor de filosofie.

3.         Verder horen de nauw met het Toekomstbeeld verbonden zaken als moraliteit en zingeving thuis in de filosofie.

 

 

Slot

 

Er is over het Toekomstbeeld natuurlijk nog veel te zeggen. En het is te hopen dat dit ook geschiedt. Hier moet alleen nog gewezen worden op het feit dat het scheppen van toekomstbeelden geen nieuwe activiteit is in de filosofie. Plato en Marx bijvoorbeeld hebben er zich mee beziggehouden evenals een aantal wijsgerige utopisten. Het toekomstbeeld zoals in deze context bedoeld zal zonder twijfel een dimensie meer moeten hebben dan de ons bekende utopieën en ideologieën. Bedoeld wordt dat we niet kunnen volstaan met het ontwerpen van een enkelvoudig ideaalplaatje. De dimensie tijd zal als integraal onderdeel van het Toekomstbeeld moeten worden ingebouwd, want op het einde van de Geschiedenis zullen we stellig nog lang moeten wachten. Daarom is het ontwerpen van het Toekomstbeeld geen eenmalige actie; er zal daarentegen voortdurend aan gewerkt moeten worden, waarbij het, als het goed is, niet zo zeer zal gaan om het veranderen van richting als wel om het uitwerken van in de aanvang aanwezige en in de toekomst zich aandienende uitgangspunten. Voorlopig zal geen enkele vormgeving een definitieve zijn. Dat neemt niet weg dat het van meet af aan een drietal belangrijke functies zal kunnen vervullen:

1.         De beslissers onder wie de politici krijgen een richtsnoer. Ieder handelen, ieder voornemen kan getoetst worden aan de hand van het Toekomstbeeld. Wij hoeven niet langer twijfelachtige ad hoc-beslissingen te nemen of ons voortdurend bezig te houden met het blussen van kleine en grote branden en het nemen van tegenmaatregelen zonder voor ogen te hebben waar we op mikken en in welk kader ons werken staat.

2.         Het Toekomstbeeld heeft de potentie ons denken en doen te inspireren.

3.         Als het een verzonken cultuurgoed wordt (en dat moet) dan zullen de ontwikkelingen bijna als vanzelf de weg naar dit toekomstbeeld volgen.

 

 

Als u het artikel tot zover heeft willen lezen, zult u wellicht geneigd zijn aan te tekenen dat de in de aanvang geformuleerde premisse onhoudbaar is of dat de toegepaste criteria tendentieus zijn. Wie zal u willen tegenspreken? Ook is het mogelijk dat u zult tegenwerpen, dat het ondenkbaar is dat de mensen het eens zullen worden over zoiets als een mondiaal toekomstbeeld. Stellig een probleem. Veel zal afhangen van de mensen die zich aan het Toekomstbeeld willen verbinden, en vooral van hun aanzien.

 

januari/februari 1998

 

Noten

1. Geen van de hier gepresenteerde argumenten bezit dezelfde bewijskracht als een sluitrede uit de logica. Ze functioneren als indicaties.

2. Hiermee wil natuurlijk niet gezegd zijn, dat alleen mensen die het predikaat filosoof dragen zich met deze vorm van filosofie kunnen of mogen bezighouden.